dossierverantwoordelijke: Mario Mortiers

bevoegde schepen: Chris Vervliet

 

Feiten en context:

De financiële toestand van de gemeente vergt de invoering van alle rendabele belastingen.

Het betreft hier de aanvullende belasting op de personenbelasting die één van de voornaamste financieringsbronnen is van de gemeentefinanciën.

 

Juridische grond:

De Grondwet, meer bepaald meer bepaald artikel 170, §4.

Het Wetboek Inkomstenbelastingen van 10 april 1992;

De Bijzondere wet van 16 januari 1989 betreffende de financiering van de gemeenschappen en de gewesten, meermaals gewijzigd

De Bijzondere wet van 6 januari 2014 tot hervorming van de financiering van de gemeenschappen en de gewesten, tot uitbreiding van de fiscale autonomie van de gewesten en tot financiering van de nieuwe bevoegdheden

De Omzendbrief KB/ABB 2019/02 van 15 februari 2019 over de gemeentefiscaliteit

 

Motivatie:

In de meerjarenplanaanpassing 2020-2025/2021-2 die door de gemeenteraad van 23 december 2021 werd goedgekeurd wordt uitgegaan vaneen ongewijzigd tarief- 7,60% - voor de aanvullende personenbelasting voor dienstjaar 2022.

 

Financiële gevolgen:

De aanvullende belasting op de personenbelasting voor 2022 werd in de meerjarenplanaanpassing voorzien onder artikel ACT-000000/0020-00/7301000 en geraamd op 3.800.163,24.

 

16 stemmen voor: Chris Vervliet (CD&V), Tinne Alaerts (CD&V), Maarten Devroye (NVA), Bart Dusart (CD&V), Janina Vandebroeck (OPEN VLD), Maurice Rodeyns (CD&V), Christine Dejaeger (Vooruit), Pieter Cortoos (Vooruit), Stijn Langendries (Vooruit), Nicolas Bollion (NVA), Thijs Van Goidsenhoven (OPEN VLD), Peggy-Ann Kruisland (NVA), Glenn Van Rillaer (Vooruit), Sam Robijns (Vooruit), Pascal Meeus (CD&V) en Guy Vanbelle (CD&V).
2 onthoudingen: Jos Thys (Groen) en Jan Vanautgaerden (Groen).
 

 

Besluit:

Artikel 1. Voor het aanslagjaar 2022 wordt een aanvullende belasting gevestigd ten laste van de rijkinwoners die belastbaar zijn in de gemeente Boutersem op 1 januari van het aanslagjaar.

Artikel 2. De belasting wordt vastgesteld op (7.60 %) van de overeenkomstig artikel 466 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 berekende grondslag voor hetzelfde aanslagjaar. Deze belasting wordt gevestigd op basis van het inkomen dat de belastingplichtige heeft verworven in het aan het aanslagjaar voorafgaande jaar.

Artikel 3. De vestiging en de inning van de gemeentelijke belasting zullen door het toedoen van het bestuur der directe belastingen geschieden, zoals bepaald in artikel 469 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen.

Artikel 4. Dit reglement treedt onmiddellijk in werking.

Artikel 5. Deze beslissing wordt naar de toezichthoudende overheid gezonden.